Bovenop de actualiteit met onze mailing.
Heeft u vragen naar aanleiding van de besproken onderwerpen of suggesties voor verbetering van de nieuwsbrief? Wij nodigen u van harte uit deze met ons te delen.
Minister van Sociale Zaken Van Hijum heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 27 maart 2025 laten weten het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) aan te passen. Ondernemerschap wordt een volwaardig criterium bij de beoordeling of iemand werknemer of zelfstandige is.
Een eerdere versie van de VBAR werd door de Raad van State nog scherp bekritiseerd. Ondernemerschap zou pas worden meegewogen als de andere drie criteria geen duidelijk uitsluitsel gaven over de aard van de arbeidsrelatie. Die andere criteria zijn Werknemerscriteria en Zelfstandigheidscriteria. Dit moet met het gewijzigde voorstel van 27 maart alle criteria even zwaar gaan tillen. Dat betekent dat niet alleen wordt gekeken naar (het ontbreken van) kenmerken van werknemerschap en zelfstandigheid binnen een werkrelatie, maar tegelijk ook naar (extern) ondernemerschap. Dat zou aan de voorkant van een werkrelatie meer helderheid moeten bieden aan zzp’ers en opdrachtgevers.
Aanleiding wijziging: Uber/FNV-uitspraak
De wijziging volgt op een recente uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Uber/FNV. De Hoge Raad oordeelde dat de eerder in het Deliveroo-arrest geformuleerde gezichtspunten gelijkwaardig moeten worden meegenomen, zonder rangorde. Eventueel ondernemerschap van de werker weegt dus volledig mee in de afweging of sprake is van een arbeids- of opdrachtrelatie.
In de eerder conceptversie van de VBAR was nog sprake van een strikte scheiding in criteria:
Pas als op basis van de afweging van de W- en Z-criteria geen uitsluitsel kon worden gegeven zou gekeken worden naar de OP-criteria die zien op het zijn van ondernemer. Dat zou vanaf nu dus anders worden.
Rechtsvermoeden van werknemerschap blijft
Het wetsvoorstel VBAR introduceert tevens een rechtsvermoeden van werknemerschap. Werkers die onder een bepaald uurtarief betaald krijgen, kunnen met een beroep op het rechtsvermoeden claimen dat zij werknemer zijn. De opdrachtgever moet dan bewijzen dat er geen arbeidsovereenkomst is. Dit onderdeel van het wetsvoorstel blijft ongewijzigd.
Doel: verduidelijken onderscheid werknemer en zzp’er
Minister Van Hijum geeft aan dat hij de wens om te weten waar zzp’ers aan toe zijn begrijpt. De ruimte om als ondernemer te gaan of blijven werken moet volgens hem dan ook blijven. Met het wetsvoorstel is beoogd om het onderscheid tussen het zijn van zelfstandige en werknemer duidelijker en inzichtelijker te maken.
Of die duidelijkheid ook daadwerkelijk wordt gevonden is overigens maar zeer de vraag. Met de aanpassing komt het namelijk onvermijdelijk opnieuw neer op een holistische weging van de omstandigheden van elk geval.
Streefdatum inwerkingtreding
De minister streeft ernaar om de wet al per 1 januari 2026 in te laten gaan. Hoewel een nobel streven, is het ook hier meer zeer de vraag hoe haalbaar dit is. De VVD-fractie heeft al laten weten met een eigen alternatief voor de VBAR te komen. Als de steun van de VVD-fractie ontbreekt is ook de toekomst van de ‘VBAR 2.0’ onzeker.
Daarnaast heeft de Tweede Kamer op 27 mei 2025, onder andere op initiatief van VVD-Kamerlid Aartsen, nog een aantal moties aangenomen die mogelijk van invloed zijn op de huidige vorm van de wet VBAR.
We blijven de ontwikkelingen natuurlijk op de voet volgen.
Gepubliceerd op 28 mei 2025 door