Op 21 februari 2020 heeft de Hoge Raad een streep gezet door de uitzendconstructie van een werkgever (Taxibedrijf) met als doel onder het ontstaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd uit te komen (HR 21 februari 2020).

 

De werkgever had de werknemer na drie opeenvolgende arbeidsovereenkomsten, die in totaal een periode van 3 jaar minus 1 dag besloegen (5 september 2011 tot 4 september 2014), aangeboden om aansluitend per 5 september 2014 bij een uitzendwerkgever in dienst te treden om via die constructie zijn taxi-werk te continueren. De reden van dit voorstel was te voorkomen dat de werknemer in vaste dienst zou treden. De werknemer stemde met dit voorstel in. Toen het Taxibedrijf echter kenbaar maakte hem na 5 maart 2018 niet meer nodig te hebben, pikte de werknemer dat niet en eiste hij doorbetaling van zijn loon. Er is namelijk sprake van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd, zo stelde hij.

“Uitgangspunt van de wetgever is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.”

Zowel de kantonrechter als het gerechtshof stelde de werknemer in het gelijk. Het hof overwoog daarbij dat de wetgever (in de wet) heeft neergelegd dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd het uitgangspunt is oftewel als de norm heeft te gelden, maar dat daar onder voorwaarden (ketenregeling) van kan worden afgeweken. Die voorwaarden (ketenregeling) voor een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd zijn van dwingend recht, waarbij (thans) alleen van kan worden afgeweken door middel van een cao of een daartoe door een bevoegd bestuursorgaan vastgestelde vergelijkbare regeling. Met het dwingend opleggen aan werkgevers en werknemers van regels over contracten voor bepaalde tijd, worden de belangen gediend van de werknemer. Immers, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd biedt een ontslagbescherming die de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontbeert.

“De uitzendconstructie had enkel tot doel de ontduiking van de ontslagbescherming. Dat is in strijd met de wet.”

Hoewel het hof overwoog dat de werknemer en het uitzendbureau een uitzendovereenkomst hadden gesloten en de werknemer middels die constructie werd uitgeleend aan het Taxibedrijf, constateerde het hof tevens dat die constructie enkel tot doel had de ontduiking van de ontslagbescherming. Een dergelijke constructie is in strijd met de wet, aldus het hof. Als gevolg daarvan is de verhouding tussen de werkgever en de werknemer vanaf 5 september 2014 als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te merken, aldus het gerechtshof. Nu dit de vierde opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was, die bovendien de maximale termijn van 3 jaar had overschreden (de maximale keten van opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd), was op 5 september 2014 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan, zo oordeelde het hof.

Waaruit maakt het hof nu op dat deze constructie onrechtmatig is? Dat zijn de navolgende feiten en omstandigheden:

  • de werkgever was tevreden over de werkzaamheden van werknemer en die werkzaamheden zijn zonder onderbreking gecontinueerd;
  • de uitzendovereenkomst was op initiatief van de werkgever tot stand gekomen nadat de werkgever de werknemer eerst een door hem opgesteld opnameformulier had laten ondertekenen;
  • de uitzendovereenkomst was naar de werkgever toegestuurd en op zijn kantoor getekend;
  • de werkgever stuurde de urenstaten naar het uitzendbureau, zodat het loon van de werknemer kon worden vastgesteld en door het uitzendbureau kon worden betaald;
  • het loon van de werknemer was ook niet gewijzigd door de constructie;
  • de werknemer en het uitzendbureau hebben geen contact met elkaar gehad.

“De Hoge Raad komt tot hetzelfde resultaat als het hof, maar langs een andere route.” 

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof een juiste uitleg is van de wet. Echter, de Hoge Raad lijkt mijns inziens toch een andere redenatie te volgen dan het hof om tot hetzelfde resultaat te komen. Daar waar het gerechtshof de constructie als een nietige constructie bestempelt, gaat de Hoge Raad over tot het kwalificeren van de overeenkomst van partijen aan de hand van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden en overweegt vervolgens dat die overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt. Met andere woorden, de Hoge Raad kwalificeert de overeenkomst niet als een uitzendovereenkomst maar als een arbeidsovereenkomst en komt dus niet toe aan het beoordelen van de rechtsgeldigheid van de constructie. Want, aldus de Hoge Raad, in een periode van 3 jaar sluit deze vierde arbeidsovereenkomst aan op de drie daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, waardoor volgens de ketenregeling een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan.

De Hoge Raad lijkt een andere redenatie te volgen dan het hof om tot hetzelfde resultaat te komen. De Hoge Raad kwalificeert de overeenkomst (…) als een arbeidsovereenkomst en komt dus niet toe aan het beoordelen van de rechtsgeldigheid van de constructie

Daarmee wordt het illegaal ‘verlengen’ van de ketenregeling c.q. het onthouden van ontslagbescherming aan de werknemer voorkomen.

Deel deze publicatie via
Terug naar het overzicht