Afgelopen dinsdag, 15 september 2015, was het weer Prinsjesdag. Op deze derde dinsdag van september maakte het kabinet traditiegetrouw haar plannen voor het komende jaar bekend middels het presenteren van de Rijksbegroting en de Miljoenennota. Onderdeel was uiteraard ook weer de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Het afgelopen jaar is er op het gebied van HR al heel veel gewijzigd: onder meer het ontslagrecht, de ketenregeling, de modernisering van de arbeidstijden en verlofregeling, de plannen voor de afschaffing van de VAR. Daar zijn we allen dus al aardig zoet mee. Het was dan ook niet te verwachten dat Prinsjesdag 2015 veel verstrekkende HR-gerelateerde plannen zou opleveren. Dat is ook niet gebeurd, maar er is zoals gebruikelijk wel een aantal plannen dat het HR-gebied raakt. Daarom hierbij een overzicht: welke punten uit de gepresenteerde kabinetsplannen voor 2016 e.v. zijn belangrijk voor HR?

Het kabinet geeft onder meer aan zich te gaan richten op lastenverlichting voor burgers en bedrijven, doel is de lasten met 5 miljard euro te verlagen. Dit betekent dat het goedkoper zal zijn om personeel aan te nemen, wat in de visie van het kabinet kan zorgen voor een banengroei. Zo komt er wat het kabinet betreft een innovatiebudget vrij voor bedrijven en komt er meer loonkostensubsidie. Het streven is dat de lastenverlichting 35.000 extra banen oplevert.

Er werd naast wat nieuwe maatregelen ook een deel gepresenteerd dat al bekend was, de al eerder aangekondigde maatregelen en wetten zijn nu verankerd in de plannen en de begroting.

Hieronder een overzicht met een aantal elementen waar werkgevers en werknemers (mogelijk) mee te maken gaan krijgen:

Overzicht plannen Prinsjesdag 2015

De volgende plannen zijn gepresenteerd. Het is echter nog niet zeker of deze maatregelen daadwerkelijk op deze wijze in werking treden, de Eerste en Tweede Kamer moeten er eerst nog mee instemmen.

Beloning en inkomen:

Werknemers gaan er wat het kabinet betreft financieel gezien op vooruit, zij zouden netto meer moeten gaan overhouden aan hun salaris. De tarieven in de tweede en derde belastingschijf wil men daartoe omlaag brengen met 1,85% en de bovengrens van de derde schijf wordt daarbij verhoogd. De arbeidskorting gaat juist (extra) omhoog, waardoor werken meer lonend is. Daar staat weer tegenover dat de algemene heffingskorting voor de hogere inkomens zal worden afgebouwd.

De premiekortingen voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en mensen met een arbeidsbeperking wil men omvormen tot zogenoemde loonkostenvoordelen. Dit is een tegemoetkoming die de Belastingdienst na afloop van het kalenderjaar aan de werkgever zal uitkeren. Zo wil men het perspectief van deze groepen en de mensen die niet het minimumloon kunnen verdienen vergroten.

Per 1 januari 2017 wil het kabinet een zogenoemd lage-inkomensvoordeel (LIV) introduceren voor werkgevers die een werknemer in dienst nemen die tussen 100% en 120% van het wettelijk minimumloon verdient. Dit voordeel kan oplopen tot € 2.000 per werknemer per jaar. Volgens het kabinet worden werkgevers daarmee gestimuleerd om meer lager geschoold personeel aan te nemen. Deze tegemoetkoming maakt werknemers goedkoper zonder dat de betrokken medewerkers zelf minder salaris krijgen, aldus het kabinet.
Verlof en zorg:

Ouders zouden werk en zorg gemakkelijker moeten kunnen combineren. Voor werkende ouders wordt de kinderopvangtoeslag daarom verhoogd. Ook de inkomensafhankelijke combinatiekorting krijgt een impuls, zodat zij meer geld overhouden. Om de administratieve rompslomp bij ouders weg te halen, is het kabinet bezig met het uitwerken van een rechtstreekse financiering van de kinderopvang.

Het kabinet wil werknemers met een partner die net bevallen is, per 1 juli 2017 recht geven op vijf dagen kraamverlof (in plaats van twee dagen betaald kraamverlof zoals nu het geval is). Het kabinet onderstreept dat het belangrijk is dat werknemers na de geboorte van een baby kunnen wennen aan de nieuwe situatie thuis. Het kraamverlof wordt daarom uitgebreid van twee naar vijf dagen. Op dit moment krijgt een werknemer twee dagen betaald kraamverlof en kan hij hier zelf drie dagen (onbetaald) ouderschapsverlof aan vast plakken. 75% van de werknemers maakt nu echter geen gebruik van deze extra drie dagen. Door het betaald kraamverlof uit te breiden hoopt de overheid dat deze werknemers in een later stadium ook meer betrokken zijn bij de opvoeding.
De volgende plannen die eerder al waren aangekondigd werden op Prinsjesdag bevestigd:

Verlof en zorg:

Uitbreiding zwangerschapsverlof bij meerling (ingangsdatum: 1 april 2016). Het kabinet wil de regels rondom verlof bij meerlingen op korte termijn verruimen. Het zwangerschapsverlof van een werkneemster die een meerling verwachten zal na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving vier weken eerder ingaan, dus tussen de 30e en 32e week in plaats van tussen de 34e en 36e week van de zwangerschap. Deze eerdere ingangsdatum gaat niet ten koste van de lengte van hun bevallingsverlof.
Payrolling:

Om de positie van payrollers te versterken ligt er het Wetsvoorstel voor gelijke rechten payroller (ingangsdatum: 1 juli 2016). Werknemers met een payrollovereenkomst moeten volgens het kabinet recht hebben op dezelfde ontslagbescherming en arbeidsvoorwaarden als werknemers die direct in dienst zijn bij de inlener. Het verschil in ontslagbescherming is daarom al sinds 1 januari 2015 gelijkgetrokken voor nieuwe payrollovereenkomsten. Om een einde te maken aan de ongelijkheid in arbeidsvoorwaarden wil het kabinet dus zorgen dat payrollers, vanaf 1 juli 2016, recht krijgen op dezelfde arbeidsvoorwaarden als de overige werknemers. Hierdoor krijgt de payroller mogelijk recht op onder meer een beloning die overeenkomt met de beloning van de eigen werknemers van de inlener, een pensioenregeling en scholingsmogelijkheden.
Sociale zekerheid:

Het kabinet is van plan om een budget van 100 miljoen euro extra vrij te maken voor werkplekken voor mensen met een arbeidsbeperking. In totaal moeten er 30.000 ‘beschutte’ werkplekken komen. Het geld gaat naar de gemeenten en is bedoeld voor de komende vijf jaar.
AOW:

De AOW-leeftijd ligt wat het kabinet betreft definitief op 67 jaar in 2021 (ingangsdatum: 1 januari 2016). Na 2021 wordt de AOW-leeftijd vastgesteld op basis van de levensverwachting.
Pensioen:

Het inkomen op oudere leeftijd blijft op de agenda, want men vindt het belangrijk dat alle werkenden de mogelijkheid hebben een goed pensioen op te bouwen. Het kabinet kondigt aan dit najaar een werkprogramma te presenteren waarin zij de plannen voor het toekomstige pensioenstelsel verder uitwerkt. Het stelsel moet transparanter, eenvoudiger en persoonlijker worden, met een goede balans tussen keuzevrijheid en risicodeling. In de begroting van SZW wordt geschreven over het afschaffen van de doorsneesystematiek en de invoering van een persoonlijk pensioencontract met ruimte voor solidariteit, collectiviteit en maatwerk. Wat dit concreet betekent, is nog niet duidelijk.
Fiscaal:

De wijzigingen in de fiscale bijtelling voor de auto hebben vorm gekregen in de Autobrief II (ingangsdatum: 1 januari 2019). Op basis van de Autobrief II zullen er per 2019 nog maar twee bijtellingscategorieën zijn voor het privégebruik van de auto van de zaak. De meeste auto’s vallen dan onder het 22%-tarief. Voor privégebruik van volledig elektrische auto’s wordt de bijtelling 4%. Deze lage bijtelling geldt over de eerste € 50.000 van de aanschafwaarde. Volgens een in begin september uitgevoerde berekening van VWE voertuiginformatie en -documentatie komt door de gepresenteerde maatregelen 72% van de nieuw te verkopen zakelijke auto’s in 2016 in een hogere bijtellingscategorie terecht.

In 2016 worden twee fiscale regelingen om innovatie bij bedrijven te stimuleren, de R&D-aftrek (Research & Development aftrek, RDA) en de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (WBSO), samengevoegd. Het wordt één instrument met de naam WBSO. Hiermee stimuleert het ministerie van Economische Zaken innovatie door Nederlandse bedrijven. Het ministerie stelt in 2016 € 1.143 miljoen beschikbaar. In 2016 kunnen bedrijven voor R&D-kosten (zowel voor loonkosten als andere kosten en uitgaven) fiscaal voordeel aanvragen via de WBSO. Voor loonkosten en overige R&D-kosten en -uitgaven gelden dan dezelfde voordeelpercentages. Het totale fiscale voordeel in de beschikking kunnen ondernemers volgend jaar via de loonheffing verrekenen in plaats van via de winstbelasting. Dit biedt bedrijven meer zekerheid over het exacte fiscale voordeel en de mogelijkheden om dit voordeel te benutten.

De zelfstandigenaftrek blijft in stand, wat positief is voor zzp-ers.

Deel deze publicatie via
Terug naar het overzicht