Bovenop de actualiteit met onze mailing.
Heeft u vragen naar aanleiding van de besproken onderwerpen of suggesties voor verbetering van de nieuwsbrief? Wij nodigen u van harte uit deze met ons te delen.
Op 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad zich in het New Hairstyle-arrest voor het eerst uitgelaten over de hoogte van de billijke vergoeding. De Hoge Raad heeft bepaald dat voor de hoogte hiervan alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen, ook de gevolgen van het ontslag voor de werknemer. De rechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Hij dient in de motivering van zijn oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid.
Met dit arrest is in feite – onder de WWZ – een deel van het oude ontslagrecht teruggekeerd. Als een billijke vergoeding aan de orde is, dan moet voor het bepalen van de hoogte daarvan de werkelijk door een werknemer geleden en te lijden schade worden meegenomen.
Intussen zijn wij een aantal maanden verder. De vraag is hoe de lagere rechtspraak sindsdien omgaat met de hoogte van de billijke vergoeding.
Rechters houden bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding rekening met de gevolgen van het ontslag voor de werknemer.
Voordat wij enkele recente uitspraken bespreken is het goed te weten dat in sommige gevallen voor het ontstaan van de aanspraak op een billijke vergoeding uitdrukkelijk is vereist dat de werkgever in verband met het einde van de arbeidsovereenkomst een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan is een billijke vergoeding die kan worden toegekend bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In andere gevallen ligt de ernstige verwijtbaarheid besloten in de in de wet omschreven situatie waarin recht op een billijke vergoeding bestaat. Een voorbeeld hiervan is bij een onterecht gegeven ontslag op staande voet, waarbij de werknemer de keuze heeft de opzegging te vernietigen dan wel een billijke vergoeding te vragen. Hierna zullen enkele uitspraken van beide gevallen worden besproken.
In een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juli 2017 gaat het om een statutair bestuurder die zonder redelijke grond was ontslagen en daarom een billijke vergoeding verzocht. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad dient volgens de rechtbank in de hoogte van de billijke vergoeding de waarde van de arbeidsovereenkomst te worden bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waarbij een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de situatie zonder vernietigbare opzegging en de situatie waarin de werknemer zich nu bevindt. De rechtbank kent de werknemer een billijke vergoeding toe van 60.000 euro. Dit bedrag bestaat voor 40.000 euro uit inkomensschade gedurende 6 maanden (zijnde de termijn waarbinnen een gemiddeld functioneringstraject kan worden doorlopen), voor 10.000 euro aan een gemis aan omzet uit zijn beheer-bv en voor 10.000 euro aan compensatie voor imagoschade en psychische schade.
Het ging in een uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 13 juli 2017 om een (zieke) werknemer die op staande voet was ontslagen omdat hij volgens de werkgever onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratie. Dit ontslag was onterecht. Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding gaat het gerechtshof uit van het gemis aan inkomsten die de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd, rekening houdend met de langdurige ziekte van de werknemer. Het gerechtshof ziet voorts geen aanleiding om de transitievergoeding hierop in mindering te brengen omdat het risico van het ten onrechte gegeven ontslag op staande voet ligt bij de werkgever, het hof rekening houdt met de verwijtbaarheid van de opzegging en voorts omdat bij de hoogte van de vergoeding niet is uitgegaan van de waarde van de arbeidsovereenkomst (100% althans 70% van het loon), maar al rekening is gehouden met hetgeen aan werknemer kan toekomen aan ziektewetuitkering. Het gerechtshof kent een vergoeding van 14.634 euro toe.
In een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 juli 2017 ging het om een werknemer die een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had ingediend, met toekenning van een billijke vergoeding. De werknemer was eerder door middel van een briefje op staande voet ontslagen (‘morgen is je laatste werkdag’). De rechtbank kent de werknemer een billijke vergoeding toe van 17.500 euro, gebaseerd op een inkomensschade van 6 maanden, zijnde de termijn waarbinnen volgens de rechtbank een gemiddeld functioneringstraject kan worden doorlopen.
De inkomstenderving wordt onder meer wel bepaald aan de hand van de duur van een gemiddeld verbetertraject.
De rechtbank Limburg ontbond op 17 juli 2017 een arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. De rechtbank kende een bedrag van 44.911 euro toe aan billijke vergoeding. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van 15.000 euro als compensatie voor het verwijtbaar handelen. Daarnaast kent de rechtbank een bedrag van 50.000 euro toe aan inkomstenderving (de rechtbank ging er van uit dat de arbeidsovereenkomst anders nog 3 jaar zou hebben voortgeduurd). De rechtbank was voorts van oordeel dat de schade van de werknemer deels werd gecompenseerd door de transitievergoeding, namelijk het deel dat ziet op de inkomensschade. Daarom werd 20.089 euro van de transitievergoeding in mindering gebracht op de billijke vergoeding.
In een uitspraak van de rechtbank van Noord-Nederland van 18 juli 2017 werd de arbeidsovereenkomst ontbonden op verzoek van een werknemer op grond van ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever. De rechtbank kende een billijke vergoeding toe van 15.000 euro, gebaseerd op inkomstenverlies van de werknemer gedurende 6 maanden (dit vond de rechtbank een redelijke periode voor de werknemer om een nieuwe baan te vinden) en rekening houdend met de te ontvangen transitievergoeding.
Bij een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2017 stelde een werknemer dat hij ten onrechte op staande voet was ontslagen en verzocht hij een billijke vergoeding. In deze zaak bleek de werkgever in het geheel niet bereid te zijn geweest om de werknemer, na hersteld melding, te re-integreren. Daarnaast is door de werkgever geprobeerd om een einde aan de arbeidsovereenkomst te krijgen door middel van een vaststellingsovereenkomst, ook met behulp van het onder druk zetten van de werknemer. Toen dat niet lukte, is de zaak geforceerd met een ten onrechte gegeven ontslag op staande voet om aldus een volledige verstoring van de arbeidsrelatie te bewerkstelligen. De rechtbank begrootte de billijke vergoeding op een verlies aan inkomen van een jaar. Hierbij hield de rechtbank er rekening mee dat het hier ging om een man van 62 jaar met een lichamelijke beperking en eenzijdige werkervaring, die niet snel aan een nieuwe baan zal komen, en dat aan de andere kant er op dat moment ook wel weer voldoende werk was in zijn soort beroep (verkeersregelaar).
In een uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 juli 2017 werd een werknemer ontslagen vanwege een woede-uitbarsting. Dit ontslag was volgens de rechtbank niet rechtsgeldig. De werknemer verzocht om een billijke vergoeding. De rechtbank kent een bedrag van 4.252,50 euro aan billijke vergoeding toe. De rechtbank hield bij de hoogte van de billijke vergoeding rekening met het loon dat de werknemer nog zou hebben genoten bij de werkgever als de opzegging zou zijn vernietigd. De rechtbank achtte het aannemelijk dat tevens sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en hield er rekening mee dat anders de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk op grond hiervan zou zijn ontbonden per 1 december 2017. Daar haalde de rechtbank dan weer het bedrag wegens onregelmatige opzegging van af.
De inkomstenderving wordt ook wel bepaald door te kijken naar de aannemelijke resterende lengte van het dienstverband als deze rechtsgeldige zou zijn beëindigd.
Wat opvalt in deze uitspraken is dat de rechters inzicht geven in de berekening van de omvang van de billijke vergoeding. In alle uitspraken wordt naar het New Hairstyle arrest verwezen. Daarnaast blijkt dat de rechters bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding rekening houden met de inkomstenderving van de werknemer. Voor wat betreft de inkomstenderving wordt onder meer gekeken naar de duur van een verbetertraject of naar het tijdstip dat de rechter het aannemelijk lijkt dat de arbeidsovereenkomst anders zou eindigen. Eén rechter houdt rekening met de psychische gevolgen voor de werknemer. Ten slotte valt op dat de rechters rekening houden met andere vergoedingen, zoals bijvoorbeeld de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Bronnen:
HR 30 juni 2017, ECLI:HR:2017:1187
Rb Noord-Nederland 11 juli 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2726
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3241
Rb Noord-Nederland 13 juli 2017, ECLI:RBNNE:2017:2700
Rb Limburg 17 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:6879
Rb Noord-Nederland 18 juli 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2796
Rb Midden-Nederland 24 juli 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:3808
Rb Limburg 27 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:7257
Gepubliceerd op 18 september 2017 door Edwin Werner