Bovenop de actualiteit met onze mailing.
Heeft u vragen naar aanleiding van de besproken onderwerpen of suggesties voor verbetering van de nieuwsbrief? Wij nodigen u van harte uit deze met ons te delen.
De werkgever als Sinterklaas. Hoe het herhaaldelijk onverplicht uitbetalen van het volledige loon tijdens ziekte of het onverplicht jarenlang ter beschikking stellen van een leaseauto tot een verworven recht leidt.
Het is geen onbekend fenomeen dat een werkgever overwerk extra betaalt zonder dat dit in de arbeidsovereenkomst of arbeidsvoorwaarden is vastgelegd. Hetzelfde kan gelden voor het in gebruik geven van een leaseauto, het laten meedelen in de winst of het volledig doorbetalen van het loon aan een zieke werknemer. De vraag doet zich geregeld voor of de werknemer rechten kan ontlenen aan laatstgenoemde betalingen of het toekennen van faciliteiten op het moment dat de betalingen worden gestopt of vermindert of de faciliteit wordt ingetrokken. Concreet hier besproken: leidt het herhaaldelijk onverplicht uitbetalen van 100% van het loon tijdens ziekte in plaats van 70% tot een verworven recht?
Leidt het herhaaldelijk onverplicht uitbetalen van 100% van het loon tijdens ziekte in plaats van 70% tot een verworven recht
In het arrest van 22 juni 2018, FNV/Pontmeyer (lees hier) heeft de Hoge Raad de vraag voorgelegd gekregen of een niet schriftelijk vastgelegde, periodiek (jaarlijks) toegekende salarisverhoging door Pontmeyer aan haar niet cao-personeel, een verworven recht betreft. Pontmeyer verstrekte namelijk aan het (hogere) personeel dat buiten de cao viel, een jaarlijkse loonsverhoging gelijk de cao bepaalde voor het personeel dat wel onder de cao viel, zonder dat dit met de betreffende werknemers schriftelijk was overeengekomen. Pontmeyer stopte wegens financiële redenen met die loonsverhoging (met instemming van de centrale ondernemingsraad). De FNV stelde dat het een onrechtmatige eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden betrof. Pontmeyer stelde dat het helemaal geen arbeidsvoorwaarde betrof.
Heeft de werknemer aan de toekenning of betaling het gerechtvaardigde vertrouwen mogen ontlenen dat het een verworven recht betrof?
De Hoge Raad stelde vast dat voor het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een verworven recht de maatstaf geldt van artikel 3:31 en 3:35 BW (de wils-vertrouwensleer). De wils-vertrouwensleer komt er in dit geval op neer dat indien de werknemer aan het gedrag van de werkgever in redelijkheid de betekenis heeft mogen toekennen zoals hij dit heeft gedaan, dit gedrag een verbintenis oplevert oftewel een verworven recht. Met de bovengenoemde maatstaf is de vraag nog niet beantwoord. Die maatstaf dient als gevolg van de open normen ‘gedrag’ en ‘redelijkheid’ nader te worden ingevuld. De Hoge Raad heeft in het hier genoemde arrest die nadere invulling gegeven door een aantal gezichtspunten op te sommen die bij de hantering van de maatstaf c.q. het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een verworven recht een rol kunnen spelen. Deze gezichtspunten zijn:
Er is geen panklaar antwoord op de vraag wanneer er sprake is van een verworven recht.
Deze gezichtspunten zijn, zo overweegt de Hoge Raad, niet limitatief (tot die gezichtspunten beperkt) of imperatief (dwingend), maar het betreft een enuntiatieve (niet uitputtende) opsomming. Een enkel gezichtspunt is dus niet doorslaggevend, het gaat om een combinatie van gezichtspunten. Er is ook niet een enkel gezichtspunt dat zwaarder weegt dan de ander. Er is geen panklaar antwoord op de vraag wanneer er sprake is van een verworven recht, maar zijn handvatten waarmee de werkgever – en bij een geschil: de rechter – aan de slag moet.
Gepubliceerd op 04 december 2019 door Fiorens