We kennen allemaal het gevoel: na een heerlijke vakantie is het soms lastig om de draad weer op te pakken. De koffers staan nog ongeopend in de gang, je gedachten dwalen af naar dat ene drankje op het strand, terwijl een volle werkagenda alweer op je wacht. Hoe verleidelijk is het dan om de vakantie nog wat te verlengen?

In deze zaak, die op 3 juni jl. voorlag bij de rechtbank Midden-Nederland, nam een werknemer dat iets te letterlijk. Ondanks afspraken over (on)betaald verlof en meerdere contactmomenten, verscheen hij niet op de afgesproken datum terug op de werkvloer. Dat leidde tot ontslag op staande voet.

Wat speelde er?

De werknemer, een software engineer in dienst sinds maart 2021, vertrok in juni 2024 met vakantie naar Roemenië. Na afloop van zijn verlof besloot hij daar te blijven, naar eigen zeggen om voor zijn zieke moeder te zorgen. Hij meldde zich niet op de afgesproken terugkeerdatum op kantoor, en informeerde zijn werkgever pas ná die datum over zijn voornemen om langer in Roemenië te blijven en volledig op afstand te werken.

De werkgever maakte duidelijk dat dit niet akkoord was. De werknemer bevond zich op dat moment in een zogenoemde ‘bench’-situatie: hij had geen actieve klantopdracht, en het beleid binnen het bedrijf vereiste in dat geval fysieke aanwezigheid op kantoor in Utrecht, onder meer om beschikbaar te zijn voor nieuwe opdrachten en deel te nemen aan interne kennissessies. Deze instructie werd zowel mondeling als schriftelijk herhaald.

Om tegemoet te komen aan zijn situatie, werd in overleg besloten dat de werknemer zijn resterende vakantiedagen en aansluitend onbetaald verlof zou opnemen tot en met 30 augustus 2024. Aansluitend zou hij zich op maandag 2 september weer op kantoor melden. Dat deed hij niet – en hij gaf hierover ook geen bericht vooraf.

De werkgever stelde zich vervolgens coulant op en bood aan het onbetaald verlof met een maand te verlengen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de werknemer op 1 oktober 2024 alsnog fysiek op kantoor zou verschijnen. De werknemer ging daar niet mee akkoord en verzocht in plaats daarvan om onbetaald verlof tot het einde van het jaar. De werkgever wees dit verzoek af, waarna de werknemer op 1 oktober liet weten dat hij alleen nog op afstand vanuit Roemenië kon werken. Hierop volgde een loonstop en een herhaalde oproep om alsnog terug te keren.

In de maanden die volgden, werd tevergeefs geprobeerd de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Ondertussen ontdekte de werkgever dat de werknemer in Roemenië werkzaamheden verrichtte als zelfstandig ondernemer, hetgeen leidde tot een officiële waarschuwing op 19 december 2024. Toen de werknemer na een laatste oproep om op 5 februari 2025 op kantoor te verschijnen wéér wegbleef, trok de werkgever de grens: er volgde ontslag op staande voet.

Wat oordeelde de kantonrechter?

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was. De instructies waren redelijk, het thuiswerkbeleid bood geen recht op structureel werken vanuit het buitenland en de werknemer had zijn persoonlijke situatie onvoldoende onderbouwd. De rechter in kwestie hechtte verder met name waarde aan het niet of nauwelijks communiceren door de werknemer. De werkgever had juist herhaaldelijk geprobeerd een oplossing te vinden, maar uiteindelijk was de maat vol.

Naast het verlies van zijn baan moest de werknemer ruim € 12.500 terugbetalen vanwege onterecht uitbetaald loon en vervallen fiscale voordelen.

Een harde les voor de werknemer: vakantieverlenging zonder afstemming, waarbij je als werknemer niet of nauwelijks communiceert over je terugkeer van vakantie, kan je letterlijk én figuurlijk duur komen te staan.

 

Deel deze publicatie via
Terug naar het overzicht