In de praktijk blijven werkgevers en werknemer creatieve manieren zoeken om onder de nieuwe regels van de WWZ uit te komen. Dat lukt niet altijd, maar de kaders en grenzen worden hierdoor vanzelf duidelijker. Zo ook recentelijk in Breda, waar een werkgever probeerde onder de transitievergoeding uit te komen door snel op te zeggen zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn.

De kantonrechter in Breda moest hierdoor eind juni oordelen over de vraag of deze werkgever alsnog een transitievergoeding was verschuldigd, ondanks het feit dat de arbeidsovereenkomst door deze actie van de werkgever formeel geen 24 maanden had geduurd.

 

Wat was hier gebeurd?

De werkgever in deze zaak had een ontslagprocedure gevoerd bij UWV en had toestemming verkregen om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Echter de procedure bij UWV had langer geduurd dan de werkgever had verwacht, omdat UWV aanvullende informatie had opgevraagd en een extra ronde van hoor en wederhoor had ingelast. Door de lange duur van de procedure zou het de werkgever niet meer lukken om met inachtneming van de opzegtermijn nog de arbeidsovereenkomst te laten eindigen vóórdat de werknemer 24 maanden in dienst was (dat was op 4 maart 2016 het geval).

Om te voorkomen dat het dienstverband 24 maanden zou hebben geduurd op moment van het einde van de arbeidsovereenkomst en daardoor de transitievergoeding verschuldigd zou zijn, dacht de werkgever slim te zijn en zegde de arbeidsovereenkomst op met een korte termijn (per 3 maart 2016 in plaats van zoals wettelijk zou moeten per 1 april 2016). Daardoor eindigde de arbeidsovereenkomst precies 1 dag voordat de werknemer 24 maanden in dienst was en meende de werkgever niets te hoeven betalen.

 

Wat vond de rechter hiervan?

De rechter vond dit geen stijl en oordeelde dat deze werkgever alsnog de transitievergoeding was verschuldigd die bij opzegging met inachtneming van de juiste opzegtermijn zou zijn verschuldigd. Hij verwees hierbij naar de bedoeling van het wetsartikel over de wettelijk verplichte transitievergoeding en het goed werkgeverschap. Naast een vergoeding voor het te snel opzeggen (betaling salaris over het resterende deel van de geldende opzegtermijn) moest de werkgever dus ook alsnog de transitievergoeding betalen.

 

Conclusie

Kortom, een onregelmatige opzegging (zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn) waardoor de arbeidsovereenkomst korter dan 24 maanden zal duren, kan niet het recht van de werknemer op een transitievergoeding (die bij een regelmatige opzegging verschuldigd zou zijn) teniet doen. Althans, volgens deze kantonrechter… Het is natuurlijk de vraag of dit navolging krijgt in de rechtspraak, maar houdt er rekening mee dat deze “truc” zeer waarschijnlijk niet werkt.

Uitspraak: Kantonrechter Breda, 30 juni 2016, AR 2016-0728

Deel deze publicatie via
Terug naar het overzicht