Bovenop de actualiteit met onze mailing.
Heeft u vragen naar aanleiding van de besproken onderwerpen of suggesties voor verbetering van de nieuwsbrief? Wij nodigen u van harte uit deze met ons te delen.
De kantonrechter in Utrecht heeft zich afgelopen maand uitgesproken over de verhouding tussen de WNT en de WWZ. In deze uitspraak oordeelde de rechter dat de transitievergoeding van een topfunctionaris niet door de WNT wordt genormeerd. Ook stelde de rechter dat het niet (meer) aan de rechter is om een vergoeding te bepalen, zodat het verzoek om toekenning van de transitievergoeding wordt afgewezen.
De arbeidsovereenkomst van een topfunctionaris werd in deze zaak ontbonden op grond van verschil van inzicht. Er werd tevens verzocht om toekenning van de transitievergoeding. De rechter oordeelde dat het recht op transitievergoeding (‘De werkgever is aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd’) en de hoogte daarvan (rechtstreeks, dwingend en eenduidig) wordt bepaald in artikel 7:673 BW, waardoor de transitievergoeding een uitkering is die voortvloeit uit een wettelijk voorschrift. De rechter oordeelde dat de transitievergoeding daarom valt onder de uitzonderingen, genoemd in artikel 1.1 onderdeel i WNT, en dus niet meetelt voor de som van uitkeringen waarvoor de WNT een maximum stelt. Kortom, de transitievergoeding wordt niet door de WNT genormeerd.
Op grond van artikel 7:673 BW is de transitievergoeding evenwel aan een maximum gebonden, te weten (lid 2 van dat artikel) € 76.000 of een bedrag gelijk aan ten hoogste het loon over twaalf maanden indien dat loon hoger is dan dat bedrag. De kantonrechter constateerde in deze zaak dat de transitievergoeding, waar werknemer op grond van de wet recht op heeft, hoger is dan € 76.000, doch niet hoger dan het loon van werknemer over twaalf maanden. Een transitievergoeding van € 87.610,17 zoals werd genoemd is dus niet in strijd met artikel 7:673 BW, aldus de kantonrechter.
De kantonrechter wijst echter de verzochte toekenning van de transitievergoeding af, omdat het sinds 1 juli 2015 niet (meer) aan de kantonrechter is om in een situatie als de onderhavige een vergoeding te bepalen. De kantonrechter vermeldt dat de transitievergoeding door partijen in een beëindigingsovereenkomst kan worden vastgelegd, voor zover al niet voldoende uit de wet voortvloeit dat de werkgever, onder in de wet geformuleerde voorwaarden, de transitievergoeding verschuldigd is.
Uitspraak: Kantonrechter Utrecht, 17 juni 2016, AR 2016-0724
Gepubliceerd op 30 juni 2016 door Fiorens