Recent heeft het UWV de nieuwe Uitvoeringsregels ontslag op haar website gepubliceerd. Zo is er een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Uitvoeringsregels ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en de Uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen. Die hebben onder meer gevolgen voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel.

De Uitvoeringsregels ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en de Uitvoeringsregels om bedrijfseconomische redenen zijn een nadere uitwerking van bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, de Ontslagregeling en de Regeling UWV ontslagprocedure. In verband met een aantal andere wijzigingen, zoals de Verzamelwet SZW 2016 en de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, zijn sinds 1 januari 2016 de Ontslagregeling en de Regeling UWV ontslagprocedure gewijzigd. De wijzigingen worden hierna kort toegelicht.

 

Afspiegelingsbeginsel bij ontslag om bedrijfseconomische redenen

Eén van de wijzigingen is dat in de Uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen in het afspiegelingsbeginsel een rangorde tussen AOW’ers, oproepkrachten en tijdelijke werknemers is toegevoegd. De volgorde waarin de werkgever volgens het afspiegelingsbeginsel nu afscheid moet nemen van werknemers is als volgt:

  1. Gedetacheerden, uitzendkrachten, zzp’ers en ingeleende werknemers van een andere bedrijfsvestiging;
  2. Werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt (inclusief payroll werknemers);
  3. Oproepkrachten met een 0-urencontract (inclusief payroll werknemers);
  4. Werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van wie het contract binnen 26 weken eindigt na de datum waarop over de ontslagaanvraag wordt beslist (inclusief payroll werknemers);
  5. Werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan de looptijd van het contract meer dan 26 weken is na de datum waarop over de ontslagaanvraag wordt beslist (inclusief payroll werknemers).

De verdere wijzigingen bij ontslag om bedrijfseconomische redenen zijn volgt:

  • Bij herplaatsing worden ook de arbeidsplaatsen van oproepkrachten betrokken. Dit bleek al uit de toelichting bij artikel 9 Ontslagregeling en is nu in lid 1 onderdeel b van artikel 9 Ontslagregeling expliciet opgenomen;
  • De bepaling dat eerst afscheid genomen moet worden van AOW-gerechtigde werknemers is verplaatst van art. 11 lid 2 Ontslagregeling naar artikel 7:671a lid 5 onderdeel d BW. Inhoudelijk is de bepaling niet gewijzigd. In verband hiermee zijn in artikel 11 lid 1 Ontslagregeling de leeftijdsgroepen gewijzigd. De AOW-gerechtigden behoren sinds 1 januari 2016 tot de leeftijdsgroep van 55 jaar en worden om die reden meegenomen in de afspiegelingsberekening;
  • Artikel 17 Ontslagregeling gaat over arbeidsrelaties die niet eerst hoeven te worden beëindigd. Dit wordt niet langer beoordeeld naar de situatie op de datum waarop het verzoek om toestemming is ingediend, maar naar de situatie op de datum waarop de beslissing op het verzoek om toestemming wordt genomen;
  • Op grond van art. 7:670, lid 1 BW is het opzegverbod bij ziekte verkort van twee jaar tot – uiteindelijk – zes weken (let op: per 1 januari 2016 geldt overgangsrecht op grond waarvan er een opzegverbod geldt van 13 weken) wanneer het een werknemer betreft die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;
  • Voor de bepaling of een werkgever een kleine werkgever is met gemiddeld minder dan 25 werknemers wordt niet meer gekeken naar het jaar voorafgaand aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, maar naar het jaar voorafgaand aan de datum waarop de ontslagaanvraag wordt ingediend.

Wijziging ontslagaanvraag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid

Daarnaast is in de Uitvoeringsregels ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid een aantal wijzigingen opgenomen met betrekking tot de AOW-gerechtigde werknemer. Deze luiden als volgt:

  • Als een werkgever een ontslagaanvraag indient vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid moet hij aannemelijk maken dat er binnen 26 weken geen herstel zal optreden en de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht. Voor AOW-gerechtigde werknemers is deze termijn verkort naar 13 weken;
  • Op grond van artikel 7:669, lid 1 BW moet de werkgever aannemelijk maken dat de werknemer niet binnen een redelijke termijn herplaatsbaar is op een andere passende functie binnen de organisatie van de werkgever, al dan niet met behulp van scholing. Die redelijke termijn is gelijk aan de wettelijke opzegtermijn. Deze is voor werknemers die worden ontslagen na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd verkort tot één maand;
  • Bij herplaatsing worden ook de arbeidsplaatsen van oproepkrachten betrokken. Dit bleek al uit de toelichting bij artikel 9 Ontslagregeling en is nu in lid 1 onderdeel b van artikel 9 Ontslagregeling expliciet opgenomen.

 

Kortom, er is weer het nodige gewijzigd. Let dus op in geval van ontslag op bedrijfseconomische gronden of wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Bij vragen, neem gerust contact met ons op.

Deel deze publicatie via
Terug naar het overzicht