Begin december heeft de Tweede Kamer gedebatteerd over de begroting van SZW en daarbij is ook de WWZ geëvalueerd. Onder meer werden er kritische opmerkingen geplaatst over het aantal afwijzingen van ontbindingsverzoeken bij de rechtbank.

Daarover gaan diverse cijfers rond. Onder andere is genoemd dat 41,6% van de bij Rechtbank Amsterdam ingediende ontbindingsverzoeken is afgewezen. Dat betrof een onderzoek naar de ontbindingsverzoeken in de periode van 1 juni 2016 tot 5 december 2016. Omdat er in die periode relatief weinig procedures zijn geweest zegt dit cijfer op zich natuurlijk niet zoveel, maar het sluit wel aan bij de uitkomst van het Evaluatieonderzoek WWZ, dat is uitgevoerd door de Vereniging voor Arbeidsrecht en de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland. Uit dat onderzoek bleek ook al dat het aantal afwijzingen bij de vier onderzochte rechtbanken gemiddeld is verviervoudigd, namelijk van van 10% naar 40%.

Minister Asscher werd in het debat gevraagd om op deze cijfers te reageren, waarop hij zei dat dit percentage afwijzingen onder andere komt doordat er minder wordt geprocedeerd en men met name met moeilijke gevallen naar de rechter gaat. De reden was volgens hem: “omdat men het in andere gevallen – wij hebben niet meer de kantonrechtersformule met een bloemkool aan varianten, maar gewoon de transitievergoeding – met elkaar kan oplossen”. Van Weyenberg (D66) was het hier niet mee eens en meldde dat het percentage afwijzingen volgens de in het kader van de evaluatie geïnterviewde kantonrechters wordt veroorzaakt door de vormgeving van de WWZ.

Hoe dan ook merken wij in onze praktijk ook dat er uiteindelijk sneller beëindigingsregelingen tot stand komen, omdat de wettelijke transitievergoeding wel een duidelijke richtlijn geeft voor wat er aan vergoedingen zou moeten gelden. Discussies zijn er nog altijd volop, maar uiteindelijk komt het in het merendeel van de gevallen wel tot een regeling tussen partijen en zo zou het in onze ogen ook moeten zijn.

Voorafgaand aan het debat had minister Asscher op 1 december 2016 zijn derde voortgangsbrief WWZ aan de Tweede Kamer toegezonden. Onder meer blijkt uit die brief dat we nog even moeten wachten op de aangekondigde aanpassing van de regels voor het verhalen van de kosten voor de transitievergoeding voor zieke werknemers. De eerder genoemde datum van 1 januari 2018 voor inwerkingtreding van het nieuwe voorgestelde artikel 7:673e BW blijkt niet haalbaar. De beoogde inwerkingtredingsdatum wordt met een jaar uitgesteld. Dat betekent dat we er in de praktijk nog altijd niet vanuit kunnen gaan dat deze kosten te verhalen zijn, maar dat nog steeds in de toekomst wellicht wel gaat gebeuren.

Tijdens het Kamerdebat zijn twee moties ter verruiming van de ketenregeling ingediend. Deze moties zijn verworpen. Ook de ketenregeling blijft dus (in ieder geval voorlopig) zoals hij nu is.

Kortom, over de WWZ is het laatste woord nog niet gezegd en de wet blijft onderwerp van discussie. Ook al gaan er geluiden op dat er nadere aanpassingen komen of de wet wellicht wel weer helemaal van tafel gaat, op dit moment is de WWZ nog vol van kracht en wordt er in de praktijk natuurlijk gewoon mee gewerkt.

Als u daarover vragen heeft, bel of mail ons gerust. We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.

Deel deze publicatie via
Terug naar het overzicht