Bovenop de actualiteit met onze mailing.
Heeft u vragen naar aanleiding van de besproken onderwerpen of suggesties voor verbetering van de nieuwsbrief? Wij nodigen u van harte uit deze met ons te delen.
De bedenktermijn is vorig jaar geïntroduceerd als extra bescherming voor de werknemer die akkoord gaat met een beëindigingsregeling. De werknemer kan zich binnen 14 dagen “bedenken” en zijn akkoord met de regeling intrekken. Dat kan de werknemer doen, zonder opgaaf van redenen, wat bij werkgevers een onzekerheid meebrengt en de timing van beëindigingsonderhandelingen beïnvloedt.
In de praktijk kan er aardig wat tijd zitten tussen het moment waarop partijen het met elkaar eens zijn geworden over de inhoud van de regeling en het moment waarop de vaststellingsovereenkomst die die afspraken bevat, wordt ondertekend. Op welk moment gaat de bedenktermijn nu lopen?
Volgens de wet vangt de bedenktermijn aan na de dag waarop de vaststellingsovereenkomst “tot stand is gekomen”. De vraag is dan wat moet worden verstaan onder “tot stand komen”. De wettelijke bepaling biedt daarover geen duidelijkheid en ook de wetsgeschiedenis geeft geen uitsluitsel. In onze optiek zou de bedenktermijn al moeten gaan lopen op het moment dat partijen schriftelijk overeenstemming hebben bereikt via bijvoorbeeld e-mails over de inhoud van de regeling, zoals in de praktijk vaak (al dan niet via juridisch adviseurs) vooraf gaat aan de ondertekening van de overeenkomst waarin deze afspraken zijn opgenomen.
Op 10 februari 2016 oordeelde de kantonrechter in Rotterdam echter dat de bedenktermijn van twee weken pas ging lopen op het moment dat beide partijen de vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst hadden ondertekend en niet op een eerder moment. Volgens de Kantonrechter Rotterdam was de beëindiging van het dienstverband immers pas op dat moment daadwerkelijk overeengekomen.
Echter, op 1 juni 2016 komt de kantonrechter Leiden tot een ander oordeel, namelijk dat het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b BW niet zo ver gaat dat de bedenktermijn pas gaat lopen na ondertekening van de beëindigingsovereenkomst door partijen. Volgens deze rechter vangt de bedenktermijn aan op moment dat overeenstemming is bereikt over essentialia van de beëindiging. Daaronder valt onder meer overeenstemming over de einddatum en de toepasselijkheid en hoogte van een eventuele vergoeding. Overeenstemming over die elementen kan volgens de kantonrechter Leiden ook per email (of zelfs per WhatsApp) worden bereikt.
In die kwestie hadden de gemachtigden op 29 januari 2016 over en weer de inhoud van de regeling per e-mail bevestigd en bevestigd dat hiermee overeenstemming was bereikt. De vaststellingsovereenkomst werd vervolgens in concept nog uitgewisseld (op 5 februari en op 15 februari 2016), maar is uiteindelijk niet getekend. De werknemer beriep zich op 16 februari 2016 op de bedenktermijn. De rechter vond dat te laat, want deze ging uit van 29 januari 2016 als datum waarop de bedenktermijn was gaan lopen. De werknemer ving dus bot.
Er wordt in de rechtspraak verschillend gedacht over wanneer de bedenktermijn aanvangt. Behalve de twee hiervoor genoemde uitspraken is er verder nog geen rechtspraak bekend op dit punt, dus zekerheid is er nog niet.
In ieder geval adviseren wij om de (uitkomst van de) onderhandelingen in het kritieke stadium goed schriftelijk vast te leggen (per e-mail) en vervolgens in de vaststellingsovereenkomst op te nemen op welke datum partijen overeenstemming hadden bereikt over de (essentialia van de) regeling, dan is in ieder geval duidelijk welke datum dat betreft.
De toekomstige rechtspraak over de bedenktermijn zal dus meer duidelijkheid moeten gaan bieden over de start van de bedenktermijn.
Gepubliceerd op 22 juni 2016 door